Home

Financiën

  • Alle bedragen in deze begroting zijn in duizendtallen, tenzij anders vermeld.
  • De begroting voldoet aan de kaders zoals door uw Raad gesteld in de Financiële Verordening, de Nota Reserves en Voorzieningen, de IJkpuntennota en de Kadernota.
  • De loonindex voor de gemeentelijke loonsommen in 2026 bedraagt conform de Kadernota 2,7% ten opzichte van de begroting 2025. De huidige CAO loopt tot 31 maart 2027.
  • De prijsindex voor de gemeentelijke budgetten in 2026 bedraagt 2,7%.  
  • De gecombineerde loon/prijsbijstelling voor de gesubsidieerde instellingen komt in 2026 uit op 2,7% ten opzichte van de begroting 2025 (tenzij er met individuele instellingen andere afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld in het kader van ombuigingen).
  • De indexering van de gemeentelijke bijdragen aan de coöperaties onderwijshuisvesting Samenfoort PO en Samenfoort VO bedraagt voor 2026 4,72%.
  • De opbrengst van de OZB en andere belastingopbrengsten worden in 2026 op grond van de Kadernota trendmatig met 2,7% verhoogd (los van eventuele andere effecten, zoals de herwaardering van de OZB en maatregelen in het kader van de ombuigingen).
  • De tarieven voor leges en retributies (onder andere afval en riool) worden bepaald op grond van de begrote kosten en de afgesproken 100% kostendekkendheidspercentages. De tariefaanpassingen zijn daarmee een resultante van de kostenontwikkelingen.
  • Alle genoemde tarieven zijn onder voorbehoud van afzonderlijke vaststelling door uw Raad.
  • Alle ramingen zijn in constante prijzen. De baten en de lasten van de jaarschijven 2027 tot en met 2029 zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 2026.
  • De functionele doorbelasting van de rentekosten via de rente-omslag is in de begroting 2026 op grond van de BBV-wetgeving opnieuw berekend. Dit percentage is vastgesteld op 0,5%. In 2027, 2028 en 2029 is de omslagrente berekend op 0,75%.
  • Aan grondexploitaties wordt ook rente toegerekend. Dat percentage is met ingang van 2025 gelijk aan de reguliere rente-omslag en dus ook 0,5% voor 2026.
  • Aan reserves en voorzieningen wordt in principe geen inflatie- of rentevergoeding toegekend. Uitzondering hierop zijn onderhoudsvoorzieningen. Die indexeren we met de index voor prijsbijstelling.
  • Conform BBV rekenen we geen overhead toe aan de (deel)programma’s in de begroting. Aan investeringen, leges en projecten rekenen we wel uren en overhead toe. Voor het overige verantwoorden we de overhead zoals gedefinieerd in het BBV op het deelprogramma ‘Bedrijfsvoering’.
  • De personele lasten en baten van de gehele organisatie worden verdeeld (doorbelast) naar de diverse programma's.  
  • Het uitgangspunt is dat er in 2026 73.117 woningen in Amersfoort zijn; in 2027 73.867 woningen; in 2028 74.617 woningen en in 2029 75.367 woningen. Dit betreffen louter de verblijfsobjecten met een woonfunctie. Voor de raming van het gemeentefonds worden andere aantallen gebruikt; daarvoor wordt onder andere ook het aantal verblijfsobjecten met een logiesfunctie meegenomen. De programmabudgetten stijgen of dalen aan de hand van de stijging of daling van het aantal inwoners of woningen; dit noemen we de areaalmutatie.
  • Voor de afschrijving van de activa verwijzen wij naar de financiële verordening en de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in deze begroting.
  • Voor de aan jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen onderscheiden we drie voorzieningen:
    • Een voorziening voor wachtgelden van ex-wethouders;
    • Een voorziening voor pensioenen van wethouders;
    • Een voorziening voor het verlofsparen.
  • Aangezien de overige jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen jaarlijks van vergelijkbaar volume zijn, zijn hiervoor geen voorzieningen gevormd maar zijn deze via de begroting afgedekt.
  • We berekenen de overheadtarieven door de totale bedrijfsvoeringskosten om te slaan over de direct productieve fte's.
  • Alle vrijvallende afschrijvingslasten van activa in een jaarschijf (niet zijnde activa gekoppeld aan kostendekkende producten), doordat bijvoorbeeld een activum volledig is afgeschreven maar nog niet wordt vervangen, behouden we binnen programma 5.1 als dekking van de kapitaallasten van nieuwe/toekomstige vervangingsinvesteringen.
  • Met ingang van het begrotingsjaar 2024 is de reserve vervangingsinvesteringen toegerekend aan de verschillende programma's waarop dit betrekking heeft. Het beginsaldo 2024 is om die reden verdeeld over de programma's 1.2 Grondexploitatie en Ruimtelijke Ordening, 1.4 Mobiliteit, 2.3 Onderwijs en Sport & Bewegen en 4.3 Bedrijfsvoering. Feitelijk is ook in 2025 nog steeds sprake van 1 reserve vervangingsinvesteringen.
  • Onze begroting voldoet aan de Begrotingsrichtlijnen zoals de Provinciale Toezichthouder die uitgevaardigd heeft voor de meerjarenbegroting 2026-2029.
  • De baten uit het gemeentefonds worden in principe als structureel aangemerkt; wanneer hier incidentele lasten mee gedekt worden, zijn die lasten als incidenteel gekwalificeerd; als er structurele lasten mee gedekt worden, zijn die lasten als structureel aangemerkt in de staat van incidentele baten en lasten.  
  • De baten en extra baten (of minder lasten) duiden we aan met een '+'-teken;
  • De lasten en extra lasten (of minder baten) duiden we aan met een '-'-teken.
  • Tegenvallers binnen een beleidsprogramma worden conform bestaand beleid zoveel als mogelijk binnen dat programma opgelost.
  • In sommige programma's komen grote en/of kritische projecten ter sprake. We nemen iets op in het overzicht van de projecten in de volgende gevallen:
    • ze worden geactiveerd (bijvoorbeeld investeringen) of komen ten laste van een voorziening en zijn groter dan € 7 miljoen;
    • ze komen rechtstreeks ten laste van de exploitatie en zijn groter dan € 5 miljoen;
    • het zijn projecten die politiek / bestuurlijk van belang zijn.

De grondexploitaties rapporteren we via het MeerjarenProgramma Grondexploitaties (MPG) en vallen hier dus buiten.

Deze pagina is gebouwd op 10/07/2025 13:19:04 met de export van 10/07/2025 12:54:51